Vooral meisjes en vrouwen lijden onder de omstandigheden daar. Maar haar eigen levensweg leidde de gekwalificeerde leerkracht eerst naar een andere wereld. Tussen 1999 en 2004 was zij voorzitter van de commissie voor gerechtigheid en vrede van de conferentie van religieuze oversten in Pakistan. In New York en Genève sprak zij bij de VN over minderheden en dwangarbeid.
Toen riep haar congregatie, de ‘Union of Sisters of the Presentation of the Blessed Virgin Mary’ haar in 2005 naar de provincie Sindh. Daar werkt de 57-jarige zuster sindsdien met de Kutchi Kohli. Zij zijn seminomaden die in kleine dorpen wonen. Ze verrichten zware arbeid in leendienst bij grootgrondbezitters. In de hiërarchie van de Pakistaanse samenleving staan zij helemaal onderaan. Oorspronkelijk is deze bevolkingsgroep hindoeïstisch, enkele families zijn echter overgegaan naar het christendom. “Deze beroeping te volgen, viel mij in het begin zwaar, dat geef ik toe, maar ik moest het gewoon doen”, vertelt zuster Norris. “Wat ik vroeger in de theorie heb geleerd, kan ik nu in het directe contact met de mensen toepassen.”
Tegenwoordig woont en werkt de zuster in Tando Allahyar. Zij gaat samen met een sociaal-pastoraal team bestaande uit catechisten, priesters en gezondheidswerkers, naar de dorpen van de Kutchi Kohli. Meisjes en vrouwen dragen de grootste last van het werk, het huishouden en de zorg voor de familie, maar hebben amper rechten. Zij lijden onder gearrangeerde huwelijken en huiselijk geweld. De missie van zuster Norris: “Ik wil dat de meisjes en vrouwen voor zichzelf spreken en voor zichzelf kunnen opkomen. Ik wil hun een weg tonen uit de ongerechtigheid, de onzekerheid en de dagelijkse angst.”
Zij moeten hetzelfde geluk kunnen vinden als zuster Norris. “Ik ben het zevende kind in een boerengezin van tien. Zeven is een geluksgetal. Als mijn leven mij iets leert, dan is het vertrouwen in God.”
Foto: H. Schwarzbach