Het begin: Pauline Jaricot
Als je in Rome aan het prachtige Piazza di Spagna het imposante gebouw van Propaganda Fide ziet, zou je niet denken dat de Pauselijke Missiewerken die hier zetelen, ooit begonnen zijn op initiatief van een enkele jonge vrouw: Pauline Jaricot. Zij verbond haar diepe geloof met sociale actie.
Gebed en actie
Pauline Jaricot wordt in 1799 in Lyon (Frankrijk) geboren als dochter van een rijke koopman. Vanaf haar vroegste jeugd kreeg ze een ‘goede’ christelijke opvoeding. Na herstel van een ernstige ziekte en het overlijden van haar moeder in 1816 besloot Pauline om God te dienen en zich te wijden aan diegenen die zich om het katholieke geloof bekommerden. Ze legde voor zichzelf de gelofte van kuisheid af en ging zeer eenvoudig leven.
Zij nam het op voor de rechten van de uitgebuite arbeiders en vooral de arbeidsters die zij aan het werk zag in de textielfabrieken. Zij werd geraakt door de erbarmelijke omstandigheden en het ellendige leven van deze vrouwen. Geloof en sociale gerechtigheid gingen voor Pauline Jaricot hand in hand.
Pauline bedacht het systeem van groepen van tien mensen, waarvan elk probeerde een nieuwe groep van tien mensen te vormen. Dit zou dan uitmonden in honderden en op het laatst duizenden groepen. Iedere groep had een leider en elk lid had de plicht om dagelijks te bidden en om wekelijks wat geld opzij te zetten. Pauline Jaricot noemde deze vorm van groepsorganisatie ‘de levende rozenkrans’. Het begin was er, het was 1816, Pauline was pas 17 jaar oud. De eerste leden waren de arbeidsters van de fabriek van de zus en zwager van Pauline. Uit diezelfde arbeidsters werden de dames geselecteerd die de groepen in gebed en fondsenwerving moesten leiden: zelatrices.
Al gauw stond Pauline aan het hoofd van een groep van duizend mensen. Begin 1822 werd met toestemming van paus Pius VII ‘Het Genootschap tot Voortplanting van het Geloof’ opgericht. Het was een vereniging met plaatselijke afdelingen waarvan de gelovigen lid konden worden. Het genootschap stond organisatorisch los van bisdom en parochie. De plaatselijke afdelingen waren geen verantwoording schuldig aan de bisschop maar aan het hoofdbestuur van het genootschap.
Het doel van het genootschap was “aan de katholieke missionarissen in alle werelddeelen den noodigen steun te verleenen voor de verspreiding van het H. Evangelie.” De leden moesten bidden voor de missie en een vast bedrag, vastgesteld op een halve stuiver per week, offeren. Zelatrices en zelateurs werden belast met het ophalen van de wekelijkse bijdragen bij de leden thuis.
Pauline Jaricot inspireerde anderen tot gelijksoortige initiatieven. Zo werd in 1843 ‘Het Genootschap van de Heilige Kindsheid’ opgericht door de bisschop van Nancy. Hij wilde missionarissen in China geld geven om ongewenste kinderen, die een vreselijk lot ondergingen, vrij te kopen en in weeshuizen onder te brengen, waar zij een christelijke opvoeding zouden krijgen.
Een derde algemeen missiegenootschap ontstond in 1889 en was gericht op de opleiding van eigenlandse priesters: ‘Het Liefdewerk van de Heilige Apostel Petrus’. Tenslotte ontstond in 1916 het genootschap voor missionaire bewustwording van priesters in eigen land, de Priester Missie Bond.
In 1922 werden de vier missiegenootschappen samengevoegd en kregen het predicaat ‘pauselijk’: de Pauselijke Missiewerken waren een feit.