Vanaf ongeveer 3000 v. Chr. kwamen stammen uit Indonesië en het vasteland van Azië het land binnen. Eeuwen later kwamen door het vele scheepsverkeer Chinese handelaars op de eilanden aan en brachten het boeddhisme mee. In de 9e eeuw n. Chr. bereikten Perzische handelaars de archipel. Door handelscontacten kwam in de 13e eeuw ook de islam naar de Filippijnen. Vanaf 1475 verbreidt de islam zich verder onder Sharif Mohammed Kabungsuwan.
In 1521 landt de Portugees Ferdinand Magellaan, die in dienst was van de Spaanse kroon, op de Filippijnen. Het kruis dat hij in Cebu opricht, is de zichtbare uitdrukking van de Spaanse aanspraak op het land, dat zij in 1565 als kolonie onderwerpen. De Spaanse koning Filips II is in de naam van het land vereeuwigd. Bijna 300 jaar heerst Spanje over de eilanden, kerstent de bevolking en bouwt handelsposten. Alleen in het zuiden, op Mindanao, kan de katholieke kerk niet doorzetten.
Vanaf het midden van de 19e eeuw ontstaan er onder de inheemse bevolking allerlei politieke bewegingen die naar onafhankelijkheid streven. Voor het zover is, worden de Filippijnen na de oorlog tussen Spanje en de Verenigde Staten eerst nog een kolonie van de Amerikanen. Pas op 4 juli 1946 worden de Filippijnen onafhankelijk.
Van 1965 tot 1986 regeren Ferdinand Marcos en zijn clan het land, dat een dictatuur wordt. Zijn opvolgster Corazon Aquino herstelt de democratie, maar kan noch het leger noch de elite onder controle krijgen. Vanaf 2010 regeert Benigno Aquino III, de zoon van de vermoorde oppositieleider Benigno Aquino. Nog steeds wordt het land beheerst door corruptie, omkoping en nepotisme in de politiek en de economie.
In mei 2016 kozen de Filippino’s een nieuwe president, Rodrigo Duterte. Als voormalig burgemeester van Davao staat hij bekend om zijn meedogenloze aanpak van criminaliteit en corruptie.
Foto: H. Schwarzbach