Wanneer men in Beiroet door de straten loopt, denkt men een stad te zien die niet arm is. Maar dan vergist men zich. De Libanezen verbergen hun armoede. Het beste is om de mensen te bezoeken, bij hen te gaan zitten en te luisteren naar hun angsten en vrees. Met ‘drama’s en wonderen’ is dat precies wat we doen. We luisteren naar de families. We zijn er. We bidden met hen. We huilen en lachen met hen.
De stad is gevallen. Ik bedoel daarmee niet de gebouwen die ingestort zijn. De mensen zijn in elkaar gestort. Om de mensen van binnenuit weer op te richten, moet men zorgen dat ze weer levenslust krijgen. Men moet hen bemoedigen, alles weer opnieuw opbouwen, maar ook zichzelf weer oprichten.
Ik weet niet waar ik mijn kracht vandaan haalde om weer op te staan, om te proberen anderen te helpen op te staan. Om een stad en een land op te bouwen. Vanbinnen ben ik moe. De mensen zijn moe. Het land is moe. Het is als bij iemand die uit zijn zwakte zelf kracht schept.