Het lot van de arbeiders blijft Pauline Jaricot bezighouden. In de fabrieken van haar familie heeft ze immers gezien wat een ellendig leven de arbeiders leiden. Deze werken vaak 12 tot 14 uur per dag, zes of zeven dagen per week. Pauline wil de arbeiders hun menselijke waardigheid teruggeven.
Pauline beseft dat men eerst de omstandigheden van de arbeiders moet veranderen voordat men hen kan aanspreken op hun morele houding. Ze koopt een metaalsmelterij in Rustrel. Het doel dat Pauline voor ogen heeft, is het omvormen van de fabriek tot een christelijke modelfabriek, waarvan de winst besteed zal worden aan caritas en ten goede zal komen aan de arbeiders zelf. Ook heeft ze het plan om een bank te openen, de ‘bank van de hemel’, waar arbeiders terecht kunnen.
De zakenmannen met wie Pauline dit project opzet, blijken echter oplichters te zijn. Ze gebruiken het geld voor hun persoonlijke zaken. Pauline is gedwongen de fabriek te verkopen tegen een lage prijs. Omdat ze iedereen die geld heeft geleend voor dit project wil terugbetalen, gaat ze failliet en raakt aan de bedelstaf.